
We beginnen rond half 9 aan de klim over rotsen. Het is best steil en langzaam naderen we een gigantische ijstaart. De afgelopen dagen zagen we deze gletsjer al liggen en hij ziet eruit als een ijstaart met verschillende laagjes. Maar dan wel een hele grote. Als we bij het ijs komen, moeten we even steil omhoog prusiken totdat we aan het laatste stuk helling komen.

Rond het middaguur zitten we op de top en het uitzicht is werkelijk fantastisch. Aan de zuidkant kunnen we Mera Peak zien en aan de noordzijde zien we Lhotse en een puntje van Everest. Ik vraag me af of mijn moeder Mera Peak heeft beklommen.

We nemen een foto voor Under Armour, een Amerikaanse fabrikant van sportkleding waar ik een adviesopdracht voor heb gedaan. Zij gaven ons petjes en shirts en als dank voor deze sponsoring moet er natuurlijk wel een mooie foto worden gemaakt. Rick trekt er zelfs zijn shirt met lange mouwen voor uit.


Na een tijdje op de top te hebben genoten van de duizelingwekkende uitzichten, maken we ons op voor de afdaling. Er is ons al gezegd dat het nog wel een trip zal zijn. Dat geloof ik meteen, want nergens in het dal zien we ook maar een teken van enige beschaving! Het zal aan de voet van de pas hemelsbreed nog 6 km zijn. Maar ook dat is iets van later zorg. Eerst maar eens naar beneden. We moeten ongeveer 1000 m afdalen. Oeps.
Het afdalen gaat echter niet zo vlot als we zouden willen. Direct aan het begin staan we in de schaduwzijde van de berg. Ik kijk op mijn thermometer en zie dat het al -4 graden is. Op het middaguur!!! Brr. Maar ja, ik kan geen extra kleren meer aandoen, want we staan als spiderman in de bergwand aan het touw. Als de eerste uiteindelijk wil abseilen, buigt het verankeringspunt (een soort grote tentharing) gevaarlijk krom. Er wordt besloten dat Zhongbu, onze hoofdgids, ons laat vieren. Zo gezegd, zo gedaan en het eerste wat ik wil is zo snel mogelijk naar beneden abseilen, omdat het zo vervelend koud is en ik erg ongemakkelijk sta. Dus met grote stappen snel thuis. Al viert hij wel wat ruim en daardoor kets ik tegen de bergwand. (De foto zegt genoeg, JZ)




Het wordt donker en het pad loopt over puinhellingen op en neer. De groep valt uiteen en samen met Arno en Erica en twee gidsen lopen we als een stel zombies door het donker. Ik ben een beetje nachtblind en zie dus niet goed waar ik loop, ook al heb ik een hoofdlamp op. Het begint te vriezen, we hebben honger en nog steeds zien we nergens in de verte lichtjes van Chukung. Dit is een tegenvaller en het liefst ga ik zitten om ter plekke in slaap te vallen. Nu begrijp ik waarom bergbeklimmers vaak op de terugweg zo uitgeput zijn, dat ze inderdaad gaan zitten om vervolgens dood te gaan van de kou.
Rick zegt dat we misschien wel verdwaald zijn en op dit soort opmerkingen zitten we niet echt te wachten! De lichtjes van de rest zien we ook niet meer. Maar dan zien we het dorp liggen vanaf de heuvelrug waar we op lopen. In no time steken we een bruggetje over en lopen de lodge in. Het is inmiddels een uur of 9 en de indrukken zijn overweldigend. De lodge zit vol met mensen, het is er warm en verdwaasd knipperen we met onze ogen. Dit is dus weer de bewoonde wereld. We eten wat en...vergrijpen ons direct aan Pringles. Helemaal los komen van de Westerse wereld zal ons moeilijk vallen!

We kunnen overnachten in een slaapzaaltje op britsen van hout waarop we onze matjes en slaapzakken leggen. Niet te hard op je bed ploffen, want ze zijn zo gammel dat we bang zijn dat we er zo doorheen zakken. Wat is dat lekker zeg. Van de vloer slapen, op je matje. We vallen snel in slaap, maar worden wel wakker van het gehoest van reisgenoten. Rick en ik hebben helemaal geen last van onze luchtwegen, maar een aantal anderen wel. Erica hoest zo erg, dat ik met kromme tenen lig en het bijna ook voel. Echt heel zielig. Maar tussen deze hoestbuien door slapen we als babies. Zzzzz.........
No comments:
Post a Comment